"Het is niet omdat het moeilijk is dat we niet durven, het is omdat we niet durven dat het moeilijk is"

14 oktober 2012

Chillen met een local in Bandung

Het is pas 7.30u, ik nuttig deegkoekjes met groenten en tahu (tofu) met rijst en sambal. Hierbij mag een warme thee limoen niet ontbreken. De locals kijken even op, maar zeggen niets...ik vermoed dat geen van de mannen die nu onderweg zijn naar hun job in de stad ook maar één woord Engels praten. Ik koop nog wat loempia's om de lange reis te overleven, want vandaag neem ik de goedkoopste trein naar Bandung, een stad die, omwille van haar universiteit, ooit het Parijs van Java genoemd werd. De trein doet 7 uur over een afstand van ruim 300 km, gekjes.

Ik vind mijn plaatsje zoals gevraagd aan het raam. Naast me zit een jongen van een jaar of 19, hij bekijkt me alsof hij voor de eerste keer een meisje met blond haar, blauwe ogen en een licht gebruinde huid ziet... Bovendien zit ik bijna op zijn schoot op het moment dat ik 15 kg rugzak in het rek boven hem gooi. In Sumatra zou een man me helpen, maar hier in Java is het ieder voor zich. Als iemand jou helpt, is het meestal om geld te verdienen. De raampjes van de trein staan open, de ventilators draaien op volle toeren, maar toch blijft het ondraaglijk heet in de trein...mijn linnen broekje en shirt kleven aan mijn bezwete lichaam.

Java lijkt een stilleven van rijstvelden, riviertjes in kloven, palm- en banaanplantages. Soms mooi, soms schrijnend. De trein stopt in elk station. Vrouwen stappen op en verkopen nootjes of krupik, soms eentje met een kom rijst op haar hoofd. Mannen leuren met koffie en roepen door de hele wagon 'kopi panas'...ik vind het hilarisch, dat geleur op die trein.

Voor de ingang van het station wacht ik op Feri, een jonge twintiger die ik vorige week in de luchthaven ontmoette. Voorlopig sta ik helemaal alleen, in shorts voor het station. Vrouwen kijken me afkeurend aan, twee jonge meisjes proberen stiekem een foto van mij te trekken. Een taxibestuurder vraagt waarheen ik ga, ik antwoord dat ik geen idee heb. De man kijkt me vol ongeloof aan. Hij schudt zijn hoofd als ik verklaar dat ik op een vriend wacht.
Om eerlijk te zijn weet ik niet goed waarom ik hier ben. Waarom ik helemaal vanuit het oosten teruggekeerd ben om een jongeman waarmee ik welgeteld één koffie heb gedeeld ben teruggekomen. Door tijd te spenderen met een lokale jongen leer ik meer over de cultuur, dat vind ik fijn. Je zou denken na mijn negatieve ervaring in Bukittinggi doe je dat toch niet, maar mijn gevoel bij Feri zit wel goed. Misschien ben ik wel een beetje avontuurlijk. ;-)

Midden in de spits, weer met mijn backpack op mijn rug achterop een scooter...het wordt een gewoonte. Feri woont met vier vrienden samen in een huis dicht tegen Dago, de straat waar zowat alles verkrijgbaar is. Ik maak kennis met een flatgenoot en we praten over het lage opleidingsniveau, de afvalproblematiek en de corrupte Indonesische regering. Deze twintigers weten wat er mis loopt, maar velen van hun generatie staan niet stil bij hoe ze rijkdom die de natuur hier biedt vernietigen door houtkap en vervuiling. Ook hier wordt de bevolking verdoofd door materialisme. Ze hebben geen geld, maar wel een Iphone en een scooter.

Feri en ik hangen wat rond in de stad, eten in de Waroeng en wisselen tot in de vroege uurtjes muziek uit. Zaterdag aanschouwen we de welkomstceremonie voor de eerstejaarsstudent van Feri's universiteit...dat trouwens een prachtige binnentuin heeft.
Het leven staat ook hier weer niet stil, dag en nacht wordt er gewerkt, gekookt en getoeterd. Zouden zij dan nooit eens de stilte missen?

Zondag staan we vroeg op en nemen de scooter naar Lembang voor een wandeling op de vulkaan. Er is iets mis met de motor, want we geraken amper de steile berg op. Ik geniet van het uitzicht op de theeplantages. In Lembang nemen we Bubur Ayam (zoute rijstpap met kip) met een theetje als ontbijt, voor we aan de wandeling beginnen. Het is best heet, maar eens in het bos valt het stijgen mee. Hier ontdek ik hoe een rubberboom eruit ziet, zoals een gewone boom dus.  Als de schors wordt weggeschrapt, komt er een witte brij uit: de grondstof voor rubber. Ik had altijd andere voorstellingen bij een rubberboom, ik had nog een beeld vanuit mijn kindertijd, waarbij de banden aan de takken hangen.

We lunchen aan een Waroeng te midden het bos. Ik ben gek op tempe, lekker, en de rijst ben ik nog steeds niet beu! Een groepje mannen met ronkende crossmotors verzamelen hier voor thee en rijst met groenten, kip, tahu en tempe. De ene macho draait aan de gas om lekker veel lawaai te maken en een stank van jewelste te verspreiden. De andere bekijken me weer met die grijns waaraan ik me uitermate erger. Maar ik laat het over me heen gaan, ondertussen weet ik dat de mannen zelden de ballen hebben om een gesprek aan te knopen...het zijn eigenlijk echt watjes. Een jong meisje werkt in de Waroeng, ze kijkt triest en afwezig, zou ze de stilte in dit bos missen?

De wolken hangen laag, rijke toeristen zoals ik betalen veel te veel om het park in het mogen en boven zijn dan uiteindelijk alleen maar Waroengs te zien. We besluiten om nog een toertje door het bos te maken en dan naar Ciater te trekken om de spiertjes te laten ontspannen in heet bronwater, maar geen enkele warmwaterbron kan tippen aan die in de jungle (een momentopname die me jaren zal bijblijven).

Ik zou het leven op de scooter nog wel gewoon kunnen worden, het is zoveel makkelijker dan een auto in de avondspits. Onderweg valt de scooter in panne, maar gelukkig gaat het leven hier non-stop door: al snel houden we halt bij een garage. Na een uurtje en een theetje zijn we alweer op pad. We sluiten het weekend af met een ijsje bij Brusselsspring, een resto met een Belgische menukaart, hoewel ik mijn twijfels heb bij sommige combinaties. Mijn eerste ijsje na 4 weken reizen in de meest fancy keet waar ik al geweest ben...banana split! Heerlijk!

Morgen reis ik naar de luchthaven van Jakarta om Grete, Ward en Wendy te ontmoeten. We vliegen samen naar Bali, waar Timo en vriendin ons opwachten. Dit bekent het einde van mijn maandje alleen reizen. Ik heb enorm van genoten en de tijd is gevlogen.
Sumatra heeft mij geraakt door de puurheid van haar bewoners, de rijke natuur, de trieste armoede, de combinatie van verschillende godsdiensten en tradities... Ik heb me geërgerd aan het afval en de misplaatste mannelijk aandacht.
Ik heb genoten van de spontane contacten en de gastvrijheid, het trage reizen met het openbaar vervoer, de gezonde keuken en de teh lemon!
Onderweg ontmoette ik Dina, Henny, Ema, Feri en Jonni die me de kans gaven het leven door hun ogen te zien. Mij zien ze hier nog wel eens terug!

Yogyakarta

Na een supernap in de voormiddag eet ik in de eerste warung die ik tegenkom. Noodlesoep met limoenthee met ijs. Heerlijk. Ik steek de straat over om een bemo te stoppen, want ik wil 3 km verder naar een bescheiden tempel in Medut gaan kijken. Achter me spreekt een man me aan. Ik ga toch niet te voet, als hij hoort waar ik heen wil. Het is veel te warm. En hij heeft gelijk, het is bloedheet, stralend blauwe hemel. Hij toont me zijn vespa...helemaal omgebouwd tot een vespa met sidecar. Ik denk dat hij een grapje maakt, maar hij wil me voeren en ik geef wat ik wil.

De Medut tempel is een boeddhistische tempel, de boeddha die hier woont is afgebeeld met zijn beentjes naar beneden...zoals normale mensen zitten dus. Naast de tempel is een klooster, ik loop er even rond. Het is hier heerlijk rustig en netjes. Mijn kameraad zet me terug af in het centrum van Borobudur, bekend om de grootste boeddhistische tempel van de wereld. Ik ga een kijkje nemen waar ik morgenvroeg om 6 uur moet zijn, want dan gaat de tempel open...kwestie van de massa en de hitte te slim af te zijn. Ik doe wat inkopen, waaronder mango en drink een sirsakdrankje...mijn favoriet!

's Avond duiken er straatresto's (warung) op met elk iets anders op het menu. Ik stop bij de eerste, een man en vrouw staan achter het vuur onder de shelter. Zo'n straatresto bestaat uit enkele grote zeilen met daaronder enkele wokpannen, een karretje die als keukenkast en werktafel in één, wat tafeltjes en plastic stoeltjes. De koks schrapen en roeren in de pan, eerst met olie, dan vliegt de mie erin met groenten en wat kip. Een goeie scheut soja en wat pepers...goed roeren en schrapen et voila, zo krijg je bakmie. Heerlijk met wat krupuk en een glas warm water om het vuur in mijn mond te doven. Hier in Java eet ik met vork en lepel...hier is met je handen eten barbaars...in Sumatra is het normaal.

Een man over me vertelt me over het Belgische voetbal, maar ik ben helemaal niet op de hoogte...eigenlijk zijn de bewoners hier best trots op hun land, enfin, ik denk eerder op hun eiland en zeker op hun dorp of stad. Ik, daarentegen, ken niks van onze grote sportnamen...shame on me...Hij somt een heleboel woorden in het Nederlands op, in Java lopen er wel meer rond die een mix van Engels en Nederlands tegen me spreken. Het grappige is dat ze klinken als een papegaai als ze zoiets zeggen.

De volgende ochtend loopt mijn wekker om 5 uur af, net nu ik eens niet door een muezzin gewekt wordt. De Borobudur tempel dateert blijkbaar al van de 8ste eeuw en dat ding is echt gigantisch. Het bestaat uit verschillende terrassen met beelden van boeddha, zijn levensverhaal uitgehouwen in de stenen muren. Ik ontdek dat er vier verschillende beelden van de boeddha zijn: de geestelijke sterkte, de meditatie, de vrees en vrijheid en uiteraard de liefde. Het is 7 uur en het is al heet, nochtans zit de zon verscholen achter grote donkere wolken. En denk nu niet dat het gaat regen, want dat is niet zo hoor. Die zon komt er nog wel door en dan is het weer schroeien!

Rond 10 uur sta ik terug in het hotel, mijn was is nog niet klaar. Ik doe vervelend, beloofd is beloofd. Ik las in de reisverhalen van Adriaan van Dis dat Chinezen helemaal averechts worden als je ontevreden bent...maar hier zijn de mens ongemakkelijk en zetten alle middelen in om het probleem op te lossen. Met als resultaat dat ik mijn was heb na een douche en het inpakken van mijn huisje. Hop naar Yogyakarta. Ik kom mijn kameraad met de vespa weer tegen, hij voert me naar de bus terminal, ik mag zelfs niet betalen, ik heb gisteren al teveel gegeven. Nochtans heb ik 20 000 IDR betaald, dat is ongeveer 2 Euro...

Net op tijd, de bus vertrekt net. Thuis zou de bus ook effectief doorrijden. Mijn kameraad roept iets naar de busbestuurder, er springt een andere man uit die mijn rugzak in de bus gooit en mij erachter duwt. Amai, en dan is het tijd voor een sigaretje...haha op de bus, geweldig! De oude bus kreunt, kraakt en piept. De man die net mijn rugzak in de bus zette, roept mensen op de straat...hij haalt de reizigers aan, ontvangt de betalingen en commandeert de bestuurder om te stoppen of te vertrekken. Een mooi team, zo werkt de bus dus in Java.

Na een rit van zo'n drie uur, sta ik terug voor het treinstation. Hier moet ergens de zone voor goedkope hotels zijn...Sosrowijayan. Ik word langs alle kanten belaagd met 'transport miss?', 'Where are you going miss?', 'Come and see the accommodation miss!', maar ik loop lekker door. Ik heb van een Nederlandse backpacker een super cheap adresje gekregen...dit wordt mijn goedkoopste plek met eigen badkamer, 50 000 IDR verdorie...dat is 5 Euro...en dat is nog proper ook! Een Mandi, zelfs een douche, een groot bed, een raam en een ventilator en een propere vloer. Dat is alles wat ik nodig heb!

Er is zelfs een terras. Ik zoek in de straatjes naar een warung met vers vruchtensap, maar zonder resultaat. Ik wil per sé op mijn terras een vruchtensapje nuttigen, dus ik vraag bij het resto next door of ik een meeneem versie kan krijgen. Natuurlijk, breng het glas maar eens terug! Geweldig. Heerlijk, vruchtensap, kruitnagelsigaretje, een goed boek en de heerlijke warmte. Het is hier vrij rustig in de straatjes, tot ik de Muezzin hoor...de moskee is dus ook next door. Als ik met mijn ipod in mijn kamer lig, hoor ik het gebed nog alsof ze naast mij staan...dat wordt geweldig morgenvroeg: De gelovigen bidden en ik vloek!

Uiteindelijk valt de oproep tot bidden in de vroege ochtend mee...eigenlijk klinkt het deze keer mooi en het is van zeer korte duur. Ik sta al om 8 uur in het Kraton, dat is de ommuurde stad waar de Sultan, vergelijkbaar met een gouverneur bij ons, in zijn paleis woont. De rust in het midden van de stad is frappant, het slagwerkconcert klinkt rustgevend en is toch zeer ritmisch, ideaal lijkt me dat om de dag mee te starten. Ik ben heel erg moe en sleep me na het bekijken van de batikfiguren op stoffen en de binnentuin van het kraton terug naar het stadscentrum. Op de markt koop ik wat loempia's en fruit.

Ik neem de bus naar het Prambaran, de Hindutempels net buiten Yogya. Ik lijk wel de enige toerist die met het openbaar vervoer reist, iedereen laat zich in de stad verleiden tot een dagtrip, terwijl je zoveel geld uitspaart door de rechtstreekse bus te nemen. De zon brandt, weer geen wolkje aan de lucht en ik voel mijn energiepeil zakken...ik word een beetje bang ziek te worden. Ik bezoek de tempels, die ook hier weer knap zijn. Het zonlicht valt nogal tegen om een behoorlijke foto van de hele tempelsite te maken. Hier staan de belangrijkste tempels nog recht, maar een aardbeving enkele jaren geleden maakt dat een bezoek aan de centrale tempel niet zonder hoofdbescherming kan. Een deel van deze tempel kan je binnenin bekijken, maar net bij de olifant niet. Spijtig. Ik zet me na het bekijken van het beeldhouwwerk in de buitenmuren, op een bankje en geniet van de ondergaande zon achter dit fenomeen.



9 oktober 2012

Jakarta

Een jongeman komt naast me zitten, terwijl de grote massa aanschuift om te boarden. Hij vraagt of ik Europees ben, dat ziet hij wel goed, zegt hij. Uiteraard kan ik dat niet verstoppen. We geraken aan de praat en nog voor het vliegtuig Padang verlaat hebben we al nummers uitgewisseld. Zo is dat hier, iedereen heeft je telefoonnummer, vrouwen lopen in pyama en mannen roepen je na of noemen je beauty. Het streelt mijn ego wel, tot ik het weer eens beu ben natuurlijk.

Eens geland in Jakarta staat Feri, diezelfde jongeman die er best wel goed uitziet, weer voor me. Hij heeft een aansluiting naar Papua, of ik zin heb in een kop koffie en eens wil proeven van Minangkabau krupuk... Ookal is het midden in de nacht is en heb ik nog geen hotel geboekt, lijkt me dat geen slecht idee. Ik kan wel een babbel met een normale mens gebruiken. Soit, ik ben de laatste twee dagen op stap geweest met twee Nederlandse backpackers, aan gezelschap geen tekort gehad.

Na een leuke babbel en de beloofte dat ik het aanstaande weekend naar Bandung kom en dat hij me de stad door de ogen van een local zal laten zien, neem ik een taxi naar Jalan Jaksa. De buurt voor een backpackershotel...dirt cheap omschrijft mijn reisgids het hotel dat ik uitkies...Dirt kan je wel zeggen ja, het vuilste hotel dat ik al bezocht heb in drie weken. Maar goed, ik ben blij dat de taxibestuurder enkel met  loeiharde beats een indruk op me wil maken en dat het hotel mij nog ontvangt. Ik ben steendood, het is 2u. De hitte is ondraaglijk.

Om 7.30 sta ik op om mijn treinreis naar Yogyakarta te boeken, want ik ben niet van plan om lang in het vervuilde Jakarta te blijven. Ik moet rondgaan, de waterleiding van de bouwwerf naast het hotel is gesprongen en de straat lijkt wel een zwembad...met cheap dirt water. De buurt van Jaksa is best wel ok, er staan heel wat recente kantoorgebouwen. Een uurtje later heb ik een zitje op de nachttrein geboekt...dan nu maar Jakarta bezoeken zeker, nu ik hier toch ben. Mijn vrienden in Sumatra verwittigde mij voor very bad people in Jakarta...en ik hou daar niet van he, als ze zo beginnen!

En zoals gewoonlijk heeft het leven zo zijn manier om je dag op te vrolijken, want voor me aan de ticketverkoop van de trein, staat een Europese man die in hetzelfde hotel logeert. Oscar, uit Milaan en ik besluiten om er samen Kota te bezoeken, de oude koloniale wijk. Op de trein vliegen we een wagon verder...wij blijken in de Wanita-only-wagon te staan...De extremen hier zijn groot, hier zitten de vrouwen apart in de trein, soms lopen ze kortgerokt, de ene gelooft plechtig in Alllah, de andere doet alsof. Het lijkt een beetje op het Katolieke patroon van enkele decennia terug.

Kota is een verzamelijk van koloniale krotten met ertussen Cafe Batavia, ingericht in de jaren 20 stijl. We wandelen door naar de haven Sunda Kelapa. Onderweg lopen we tussen het drukke verkeer brede straten over met uitzicht op de gitzwarte rivier. De Warung (woonwijk) rond de haven wordt bewoond door kinderen die ons achtervolgen, katten die op eten uit zijn, vrouwen die bananen verkopen en mannen die poolen. Het verschil met Jaksa is enorm, mensen zijn vuil in superlatieven. We bereiken doorheen de kleine straatjes de haven. Hier is de tijd wederom blijven stilstaan...het water is een brij van troep. Misschien moet ik toch maar geen vis meer eten...misschien ook geen kip...want die eet al hetzelfde afval. Tja, dan blijft er nog alleen Tahu (tofu) over. Hier word je alleen vegi door de viezigheid in de straat.

De buurt is arm, maar de moskee met twee witte torens oogt goed onderhouden. Hier heeft de moskee nog de functie van een gemeenschap, zoals bij ons vroeger de parachie. Kinderen spelen op het plein of in de tuin van de tempel. Vrouwen verkopen water en eten, mannen maken een praatje...en straks laten ze allemaal hun schoenen aan de deur staan om te bidden. Niemand staat alleen, iedereen zorgt voor elkaar, maar daar geef je vrijheid voor in de plaats.

Glodok, China town, lopen we snel even door, want ik moet tijdig in het station zijn. Onze neuzen worden geprikkeld door soms de leukere geur van warm eten, maar meestal door rottigheid. Fruit, groenten, afstandsbedieningen, gewoonweg ALLES is hier te koop. Als we de trein naar het hotel nemen, wordt er haast gevochten voor een zitplaats. Afstappende reizigers worden onder de voet gelopen, omdat de opstappende als eerste willen zitten. Ongelooflijk kinderachtig. En als de wagon volgestouwd is, klimmen jonge mannen het dak op. Geweldig om te zien!

De nachttrein naar Yogyakarta is maar een saaie bedoening, ik had er meer van verwacht...ik arriveer om 5u 's morgens in Jogja en het is al licht. Ik kan meteen doorreizen naar Borobudur, waar de Boeddhistische tempel staat. Ik heb het goedkoopste bed van deze reis gevonden en dat blijkt in een slaapzaal van een mooi hotel te zijn. Ideaal. Slaapwel.


5 oktober 2012

Mannen in Bukittinggi, West-Sumatra

Vroeg in de ochtend loop ik doorheen de stad naar de wasserij. Ik draag al net iets te lang hetzelfde shirt en ondergoed. Alles was werkelijk vuil. Mijn kleren zijn nog niet gestreken, ik smeek om ze toch mee te geven, want die vieze geur die ik meedraag steekt me tegen. De vrouw van de wasserij doet wat van de prijs af, mij best, strijken heeft geen zin als ik alles in de rugzak prop. Met mijn pakket was krijg ik weer beziens, ik ben eraan gewend...ik loop al drie dagen met short rond en mijn benen staan vol blauwe plekken. Die geestenbeten vinden ze hier maar vreemd. Ik ben nu eenmaal een lomp geval, vooral in het bos.

Om 9u ontmoet ik Rio, een langharige jongeman die zijn kost verdient als gids. Hij leidt me rond in het Taman Panorama. Op de omheining zoeken aapjes naar elkaars luizen. Ik heb ze al vaak gezien, nu kan ik eindelijk ook eens een foto vastleggen. De afstand tussen de aapjes en mij maakt me wat ongemakkelijk, ze kijken me onderzoekend aan, stel dat ik eten vast heb! Het panorama kijkt uit over de kloof, het lijkt wel of de grond een tiental meters is ingezakt. Door een vulkaanuitbarsting kilometers verderop is dit dal ontstaan.

We wandelen de kloof in en Rio vertelt me over de planten en bloemen die we langs het pad terugvinden. We volgen de smalle rivier, die meer uit plastiek afval dan uit water lijkt te bestaan. Blijkbaar heeft de regering plannen om het afval te verzamelen, wat nu dus niet het geval is. Afval wordt gedumpt, waar je ook komt, zie je soms in het struikgewas een stroom afval bergafwaarts liggen. Afgrijselijk. Bukittingi zelf is vrij netjes in vergelijking met Medan, maar die laatste is dan ook de derdegrootste stad van het land. De oudere generaties verpakten eten in bladeren en dan gooiden ze dat weg over hun schouder. Iedereen doet het nog steeds, alleen is de verpakking van plastiek...echt alles.

Een familie buffels kijkt ons aan, we lopen tussen lage begroeing tussen de steile wanden van de kloof. We steken de rivier over, ik ben er vies van. Ik neem me voor mijn handen voor de lunch goed te wassen met Dettoldoekjes en mijn sandalen straks ook. We klimmen een heuveltje op, waar we even uitrusten. Mijn gids begint mijn rechterhand te kneden, gaat over naar mijn arm. Ik zeg dat het niet hoeft hoor, maar hij gaat vastberaden verder met de linkerkant en pakt dan mijn schouders en rug aan. Ik word ongemakkelijk, ik zeg wat ruwer dan voordien dat het welletjes is geweest. Ik wil verder gaan.

Na 2.5u stappen arriveren we in Koto Padang, een agrarisch dorpje aan de andere kant van de kloof, bekend om zilversmeedwerk. Hier is de tijd blijven stilstaan, het dorp bestaat uit een dertighalen huizen, sommige nog met gevlochten muren, andere met het typische houtwerk van deze streek. Bloemen in het hout gekerfd en vrolijk gekleurd. Sommige huizen hebben ook de zadeldaken zoals bij de Batak, maar de Minangkabau kiezen voor een meer sierlijke vorm van afwerking.

We lopen langs rijstvelden, waar honden, buffels, vogels en eenden rondhangen. In de verte zie ik een boer met zo'n typisch bamboehoedje eindigend op een punt. Ik volg Rio over een padje tussen de natte velden om vleermuizen te spotten. Ze hangen met trossen aan een boom, soms vliegen er enkele op. Deze zijn groot en prachtig om te zien vliegen. Na een heerlijke gado gado met thee limoen, wat ze trouwens alleen in het noorden kennen, lopen we langs een kortere route terug naar Bukittinggi.

Rio besluit me nog wat van de kloof richting het meer te laten zien, ik stap achterop zijn motorfiets. Zonder helm in shorts en korte mouwen, ik kan mezelf wel vervloeken zoiets idioot te doen, stel dat we vallen. Maar Rio rijdt rustig, zijn stalen ros is al wat aan de versleten kant. Hij rijdt een veldwegeltje in en we stoppen midden het groen aan een waterloopje. Ik zet me op het bruggetje. En dan gebeurt het he, hij probeert me te kussen. Ik denk dat alle aapjes zijn gaan lopen van mijn reactie. Nu maak ik hem brutaal duidelijk dat ik hier niet ben voor een boyfriend. Hij reageert ontdaan, of hij niet aantrekkelijk genoeg is, en ik heb toch geen vriendje. We praten het uit en ik hoop dat hij stopt met de plakvlieg uit te hangen. Ik kan er sowieso niet tegen, laat staan van een wildvreemde.

's Avond spreken we af om de zonsondergang vanop het panorama te bekijken. De vleermuizen verspreiden zich dan om de hele nacht fruit te eten in de bossen rondom de vallei. Het is de eerste keer dat ik de vulkaan Merapi zie, de lucht is erg vochtig, aangezien het regenseizoen zich aankondigt. Ik geniet van het licht, de krekkels beginnen aan hun concert en de vleermuizen kleuren de avondlucht met zwarte vlekken.Op de achtergrond de gebeden vanuit de moskees.

We spreken de volgende morgen af om naar het meer van Maninjau te gaan. Anderhalf uur met de brommer, ik betaal benzine en eten. We zouden in Maninjau overnachten. Maar vanochtend bedenk ik mij, die oude brommer, geen helm, met hem ergens overnachten en dan moet ik nog geld geven voor drank. Ik pas mijn verdwijntruc nog eens toe op het moment dat hij om drank rijdt.  Ik neem de opelet naar de bus terminal. Goodbye. Ik zou geen betere beslissing kunnen nemen, soms heb ik te veel geduld met mensen...

Aan de busstop in het dorp sta ik ruim een half uur te wachten. Jonge mannen komen gewoon naast me staan en bekijken me dan expliciet van kop tot teen en terug. Ze vragen waar ik heen ga, hoe ik heet, waar mijn man is...enkelingen gedragen zich als kinderen en ik word wat krikkel van hun blikken. Ik antwoord zoals ik thuis zou doen. Een iets oudere man besluit me naar de grote busterminal te brengen, ik vermoed dat hij mijn humeur in mineur ziet gaan, want mijn geduld is op. We springen samen in een bus, ik hoef niet te betalen, zijn vriend zit achter het stuur. Hij leidt me naar de juiste bus en ik wil hem geld toestoppen, maar hij weigert. Oef, toch nog een normale man in deze klotestad.

Op de bus vraag ik wanneer we vertrekken. Ten vroegste om 13u, dat is dus binnen 2u, na het middaggebed. En als de bus niet vol zit, kan het langer duren. Ik zucht, ik wik en weeg. Uiteindelijk besluit ik om niet naar het meer te gaan. Ik wil maandag naar Yogyakarta vliegen en ik wil nog enkele pronkstukken van de Minangkabau bekijken en met de trein langs een ander meer snorren.

Ik ben trouwens toch helemaal opgefokt en krikkel van de handtastelijke gids en die vervelende mannetjes aan de bus. Ik ga mezelf trakteren op een heerlijke fruitsap van Sirsak, een nieuwe fruitsoort dat ik gisteren ontdekt heb. Ik denk bij mezelf dat het niet alle dagen van een leie dakje kan lopen. Morgen is weer een nieuwe dag. Vanmorgen ben ik een collega backpackster tegengekomen en misschien kunnen we wel samen iets eten vanavond.

3 oktober 2012

Richting het land van Minangkabau

De ochtend na de terugkeer uit de jungle nemen we de eerste Leki Leki naar Kutakane waar we de bus terug naar Medan nemen. De gastvrijheid in het noorden is prachtig, ik krijg thee en ontbijt bij de ouders van mijn gids, zodat we klaar zijn voor alweer een lange en langzame reis. Vandaag probeer ik alle soorten transport uit...Leki leki is een pickup met zitplaatsen in de laadbak, die snel overvol zit met schoolkinderen die dan maar op elkaars schoot zitten of achteraan de wagen bengelen.

In Medan boek ik een vlucht voor de volgende ochtend naar Padang, daar neem ik de eerste echte bus zoals wij die kennen naar Bukittinggi. Het is een lange dag, ik ben wakker sinds 3u deze ochtend en kom rond de middag in het hotel aan. Ik krijg een dip, als ik even niet alleen heb gereisd, moet ik afkicken...wennen aan het idee dat ik alleen reis en de vermoeidheid wakkert die dip alleen maar aan. Dus ik kruip in bed.

's Avonds ga ik de straat op om daar aan een kraampje wat te eten, ik ga voor Sate Ayam, kippensate met pindasaus en rijst...heerlijk. Naast me komt een jongeman met lamg haar zitten...er gaat een belletje rinkelen. Jonni heeft me verwittigd voor langharige mannen die je door de stad gidsen. We praten wat en ik kruip achter op zijn brommer, alweer vertrouw ik op mijn intuitie...ons moeder moest het weten, denk ik dan. Hij rijdt me doorheen de stad en we stoppen om een rum cola onder de toog te kopen, want moslims drinken geen alcohol...hehe dat had je gedacht. Omdat het niet zou opvallen, giet de verkoper de drank in een plastiek zakje met een rietje erin. Handig eigenlijk.

We rijden naar het panorama uitzicht, hoewel het al donker is. Ik zie de lichtjes van de stad, slurp wat van de cocktail en we praten wat over onze zo van elkaar verschillende werelden. Een vraag die ik elke local vraag als ik ze in vertrouwen neem: Bid jij 5 keer per dag? Meestal lacht die persoon, omdat ze dus zoals ik verwacht niet bidden en soms zelfs helemaal niet gelovig zijn. Ze conformeren met de maatschappij, omdat niet geloven een taboe is, maar wel degelijk de realiteit.

De volgende morgend verhuis ik van hotel, ik vind het huidige te duur, de badkamer is me te goor en ik heb hier alleen nog maar mannen gezien. Ik heb een homestay van een Duits-Indonesisch koppel gevonden, knal in het centrum. Het is niet dat ik op vlak van luxe vooruitgang boek, maar ik voel me hier meer op mijn gemak en misschien ontmoet ik hier een andere backpacker...want eerlijk, ik ben ze nog niet vaak tegengekomen! Ik eindig altijd met een local!

Op aanraden van Ulrich, de eigenaar van de homestay, neem ik de minibus naar Batak Palupuh, een dorpje van 500 inwoners waar je enkel een kleine winkel en een koffiehuisje vindt te midden de rijstvelden. Een gids neemt me mee naar het fenomeen van deze week, de bloem Rafflesia die slechts zelden bloeit en wel een meter groot kan zijn. We lopen een heuvel naast de akkervelden met pepers op, de bloem is rood met witte stippen en als de bladeren open staan 90 cm breed. Ze bloeit slecht een week en dan kan het wel anderhalf jaar duren alvorens dit nog eens gebeurd. We lopen even langs een reuzenaronskel, ook wel eens penisplant genoemd. Deze zou over een goed jaar een soort bloem hebben en als het zover is ruik je die van meters afstand.

We lopen terug naar het dorp en stoppen aan een koffiebranderij Raflesia Luwak Coffee. Hier wordt koffiepoeder gemaakt van de uitwerpselen van de wilde civet kat. De civet eet koffiebonen die hier in het wild staan en deze bonen blijven gedurende het spijsverteringsproces van dit beestje. De strontjes worden dus verzameld, gewassen, gedroogd, gebrand en gemalen. Hoewel ik absoluut geen enkele koffie te drinken vind, lust ik deze Luwak koffie met wat suiker wel. De vrouw die de koffie maakt toont me dat het gruis zelfs goed is voor de huid, een natuurlijke scrub.

Het begint te regenen en mijn gids wil blijven zitten. Ik bestel nog een koffie, de gids en de vrouw van dit koffiehuis proberen me te overtuigen een klein pakje koffie voor 20 euro te kopen. Maar ik bedank. Daar kan ik niet zo goed tegen, zij beslissen dat ik het moet kopen...want ik ben toch rijk? Naast me zit een vervelende Japanner in onverstaanbaar Engels te brabbelen en ik zit verveeld met die situatie van daarnet. Ik wil echt weg... De regen stopt eindelijk en de gids leidt me naar de plaats waar de bus stopt. Back to Bukittinggi, waar ik over de markt loop en wat loempia's koop om de namiddag door te komen. 

2 oktober 2012

Sarah Jane in the Jungle

Bloemen kleuren feller, bladeren zijn groter en bomen zijn reusachtig, net als mieren en eekhoorns. Na een bananenpannenkoek met thee als ontbijt vertrekken Jonni en ik richting het Leuser Nationaal Park. In mijn rugzak zitten wat kleren, een tandenborstel en twee dekens, want vannacht slapen we in een tent in de jungle. Als dat maar goed komt. Al vrij snel nadat we het park zijn ingegaan spotten we een Orang-oetan met baby in de kruin van een hoge boom, ze zitten stil. Het is wat bewolkt en dan zijn ze minder actief, zo blijkt. Jonni houdt de bomen en de sporen van vruchten in het oog. We zien een zwarte Gibbon heel snel van de ene kruin naar de andere swingen, wauw dat ziet er graaf uit. En even later hoor ik de Hornbill (een tropische vogel met een hoorn op zijn neus, maf) met zijn krachtige vleugels boven de bomen. Bizarre insekten vliegen me rond het hoofd, het zweet loopt in stroompjes van mijn gezicht...ok dit is dus de jungle. In het midden van onze tocht deze voormiddag nemen we pauze aan een reuzeboom met hoge wortels en een tarzanslinger...jawel Tarzan meets Lord of the Rings met deze boom...en we slingeren eens zoals dat hoort in de jungle! Geweldig en angstaanjagend tegelijk, want ik slinger over een diepte naast de 'grote boom'.

Aan de rivier maakt Jonni een tent van plastiek zeilen rond in de grond stekende stokken, zodat het eruit ziet als een tent...maar dan open. Ik installeer mijn muskietennetje, wat dus nu tot 5-starhotel wordt benoemd.Maar de matras heeft iets minder sterren, vannacht slaap ik op een dekentje op een plastiek zeil, onder een dekentje onder een plastiek zeil. Uniek, maar zo zie je wel de jungle en kan je op tijd gaan lopen als de tijger komt, denk ik bij mezelf. Jonni maakt een vuurtje en kookt er noodlesoep op en maakt me een thee limoen, wat trouwens erorm smaakt ondanks de hitte.

Na de lunch spotten we een familie Thomas Leaf apen. Grijs en wit met een grappige hanenkam rennen kibbelend over de takken van de boom. Ze maken enorm veel lawaai. We volgen een oud pad en staan plots op een meter of zeven van een Orang-oetan met jong en deze keer zijn ze in beweging. De roodkleurige aapjes bewegen trager, maar niet minder sierlijk dan de Gibbon. Het is geweldig, de moeder toont haar jong hoe ze van de ene kruin naar een tak van de andere boom grijpt en dan naar die nieuwe boom swingt. We kunnen ze volgen en staan even onder hen, dan weer naast hen...ik heb een filmpje gemaakt.

Na deze beleving springen we aan de kampplaats de rivier in, wat verfrissing is welkom. Een Makak komt ook eens kijken vanuit een boom op de oever. Ik besluit alvast dat de jungle niet zo angstaanjagend is als wel wordt voorgesteld, aangezien de gevaarlijke bewoners meestal even bang zijn van mensen als mensen van hen. De geluiden in het bos zijn een samenzang van krekels, volgens, apenkreten...heel anders dan in onze bossen. Na het zwemmen kookt Jonni alweer een heerlijk Indonesisch gerecht die ik uiteindelijk allemaal heb genoteerd om thuis te maken. we praten nog na bij het kampvuur met een verse gemberthee en dan waag ik het op een nachtje op de grond.

Uiteindelijk heb ik lekker geslapen en helemaal fit voor een nieuwe dag. We gaan nogmaals op zoek naar aapjes voordat we de rivier oversteken naar de natuurlijke warmwaterbron, waar we de volgende nacht zullen kamperen. We spotten nog meer wildlife hoog in de bomen en ik bedenk me dat een leven in zo'n vrijheid wel het ultieme moet zijn. tot nu toe was ik altijd overtuigd dat een vogel of vlinder het mooiste bestaan heeft, maar dat swingen in de bomen lijkt ook me wel de max.

Na het oversteken van de rivier, gaat het pad steil op en neer langs de over van de rivier. We zien iets lopen, het blijkt een hert te zijn. Volgens Jonni moet de tijger in de buurt zijn, aangezien hij het hert zal volgen. Spannend...haha. Ik mistrap me eens aan de rand van het smalle pad en het stuk grond onder mijn voeten glijdt weg. Gelukkig heeft de jungle een weelde aan bizar gevormde bomen waaraan ik me kan vastgrijpen, anders steek ik enkele meters dieper in de rivier...maar al snel word ik beloond met het uitzicht van de kampeerplaats. Het is een open stukje langs de oever van de rivier. De stroom maakt een bocht en rook van de zwavelbron komt uit verschillende plaatsen uit de grond. Tijd voor een warm bad.

Het hete water dat uit de grond komt ruikt naar zwavel en mengt zich met de koude stroom, heerlijk om in te baden. Ik geniet van het uitzicht, overhangende bomen, hornbills die overvliegen, aapjes die langskomen en een limoenthee...ik denk luidop: dit is dus het paradijs... waarop mijn gezelschap antwoordt, Paradise is in your heart. Ik ben mijn hart op dit plekje ongerepte natuur kwijtgespeeld, zo prachtig. Ik bombardeer de plaats tot een echt vijfsterrenhotel: mijn hemelbed, de lekkere lokale keuken en een hot spring op mijn terras! Zo heerlijk dat we na het avondeten nog tot laat in de bron zitten.
Voor het slapen gaan vertelt de gids me doodleuk dat dit het gebied van de tijger en de slangen is, met als gevolg dat ik niet meer durf te gaan plassen tegen de bosrand. Maar mijn slaap laat ik er niet voor!

De volgende ochtend eten we bananenpannenkoek met chocoladesmaak bestrooid met suiker en limoen, echt lekker. Eigenlijk toveren Indonesiers met slechts enkele ingredienten steeds andere gerechten: rijst, ei, groentjes, vis of kip, tofu, limoen, gember en rode pepertje. Ik ben gek op deze keuke, ookal loopt mijn neus van de pikante toets. (Die ik ondertussen al wat gewend ben).

We steken de rivier over, beklimmen een steil pad naast de rivier, steken nog eens een rivier over en klauteren dan tot aan een waterval. Zo in een verborgen hoekje. De kleren gaan weer uit en we lopen door de waterval naar een rots aan de overkant. Tijd voor een fotoshoot, ookal vind ik mezelf niet de geschikte persoon. De locatie dus wel! Dezelfde weg terug naar de kampplaats en terwijl Jonni nog een laatste keer voor me kookt, geniet ik nog eens van de warmwaterbron. De zon brandt, vandaag is er geen bewolking. Ik heb weer heel wat geluk met het weer in dit regenwoud en met het spotten van bewoners, en met de gids, dat mag ook gezegd worden.Tijdens de terugkeer krijg ik al spijt dat ik de jungle al moet verlaten...maar ik kom nog terug voor meer! Deze tocht is werkelijk een hoogtepunt!

http://www.jungletrekkingsumatra.org/

Onderweg naar het regenwoud

Donderdagochtend, er begint alweer een nieuw avontuur, ik weet niet goed wat me te wachten staat. Ema, het meisje van het hotel, brengt me in contact met een gids in de jungle te Ketambe. Dit dorpje ligt op 7 uur rijden in Aceh, de noordelijkste provincie van Sumatra en geeft toegang tot het Nationaal Park Leuser. In Aceh zijn de moslims in de meerderheid en daar zijn ze nog erg gelovig, dat wordt mouwtjes dragen dus.
Ik ben wel wat neurveus, Ema heeft me een becak geregeld tot een plaats waar ik haar en de gids Jonni zal ontmoeten. Maar ik geloof in de goedheid van Ema. Ik praat even me Jonni en mijn buikgevoel zegt dat ik hem kan vertrouwen. We vertrekken onmiddellijk met de bus naar Ketambe voor een driedaagse in de jungle.

De busterminal zegt het al meteen, deze is meer basic dan ik ooit gezien heb. Het binnenplein is bedekt met keien tussen de plassen in en omringd met bouwvallige, houten stalletjes waarin eten en drinken wordt verkocht. Het toilet is echt degoutant goor. De bus is een rammelende en roestende bestelwagen met 12 zeteltjes, dit is het vervoer van de man in de straat. Minder dan 5 euro voor een rit van 7 uur door de bergen. De bus zit tot aan de vol met mensen, dozen onder de zetels en nog wat materiaal op het dak gebonden. En geen airco, maar dat vind ik na gisteren niet erg. (Mijn rit van Siantar naar Medan was een ware hel, op elkaar gepropt zonder airco of ramen die open gaan en ik had opstandige darmen en koorts...fijn fijn) Jonni regelt dat we allebei aan het raam zitten, achter elkaar, zodat we frisse lucht hebben en buiten kunnen kijken. En dan kunnen de locals ook terugkijken als ze me aan het raampje zien zitten, ondertussen ben ik het wel gewoon.

De weg naar het noorden is ooit door de Nederlanders aangelegd en naar mijn gevoel is er verder ook niks meer aan gedaan, sommige stukken is er zelf geen asfalt meer te bespeuren. De dorpjes langs deze route zien er povertjes uit, maar Jonni vertelt me dat echt niemand arm is. Er is genoeg eten voor iedereen en de gemeenschap zorgt voor iedereen, dus niemand hoeft op straat te slapen> Het enige wat ze niet hebben is luxe, zoals ze op televisie zien. Kippen pikken tussen het afval dat op een hoopje ligt ergens in het dorp. Honden slapen voor de huizen, vrouwen leggen noten in de zon, kinderen kijken naar de voorbijrijdende bus. De route voert ons door bergen met maisvelden, bananenbomen, rijstvelden, palmbomen afwisselend met regenwoud. In de streek van Berastagi proef ik wat fruit, passievrucht waarvan de schil niet zo hard is als thuis en snake fruit, iets wat ik niet ken. Het smaakt vreemd zoet, maar verdomd lekker en goed voor de maag.Ook hier smikkelen Makaken langs de weg een verloren lading fruit.We stoppen in een van dorpjes om te lunchen, rijst met vis en lekker en spotgoedkoop. sinds twee dagen eet ik net zoals de locals met mijn vingers, geloof me, het is makkelijker...maar dan moet je wel zeker de handjes wassen!
Ik vraag me net af wat er zou gebeuren als de bus in panne valt en de band links achter ontploft...ik heb dat dus soms nog en dat is echt eng. Maar geen probleem kan hier niet opgelost worden, op een kwartier zit er een andere band in de plaats.

Na meer dan 7 uur komen we in Kutacane aan, nog een uurtje voor Ketambe, waar we vandaag nog willen geraken. Er rijden geen bussen meer naar onze bestemming, maar Jonni heeft al een oplossing. We lopen naar de warung (woonwijkje) waar een deel van zijn familie woont, om een scooter te gebruiken. We krijgen allebei een bord met rijst, groenten en vis dat we in de woonkamer opeten. Heerlijk moment. Na het eten kruipen we op de scooter, bedolven onder de rugzakken, dat moet een mooi zicht zijn. De sfeer zit er wel in zo, al snel blijken deze moslim en christen op dezelfde golflengte te zitten wat geloof betreft. We installeren ons elk in een houten bungalow eens aangekomen in Ketambe. Dit wordt mijn eerste nacht in de jungle.