"Het is niet omdat het moeilijk is dat we niet durven, het is omdat we niet durven dat het moeilijk is"

5 oktober 2012

Mannen in Bukittinggi, West-Sumatra

Vroeg in de ochtend loop ik doorheen de stad naar de wasserij. Ik draag al net iets te lang hetzelfde shirt en ondergoed. Alles was werkelijk vuil. Mijn kleren zijn nog niet gestreken, ik smeek om ze toch mee te geven, want die vieze geur die ik meedraag steekt me tegen. De vrouw van de wasserij doet wat van de prijs af, mij best, strijken heeft geen zin als ik alles in de rugzak prop. Met mijn pakket was krijg ik weer beziens, ik ben eraan gewend...ik loop al drie dagen met short rond en mijn benen staan vol blauwe plekken. Die geestenbeten vinden ze hier maar vreemd. Ik ben nu eenmaal een lomp geval, vooral in het bos.

Om 9u ontmoet ik Rio, een langharige jongeman die zijn kost verdient als gids. Hij leidt me rond in het Taman Panorama. Op de omheining zoeken aapjes naar elkaars luizen. Ik heb ze al vaak gezien, nu kan ik eindelijk ook eens een foto vastleggen. De afstand tussen de aapjes en mij maakt me wat ongemakkelijk, ze kijken me onderzoekend aan, stel dat ik eten vast heb! Het panorama kijkt uit over de kloof, het lijkt wel of de grond een tiental meters is ingezakt. Door een vulkaanuitbarsting kilometers verderop is dit dal ontstaan.

We wandelen de kloof in en Rio vertelt me over de planten en bloemen die we langs het pad terugvinden. We volgen de smalle rivier, die meer uit plastiek afval dan uit water lijkt te bestaan. Blijkbaar heeft de regering plannen om het afval te verzamelen, wat nu dus niet het geval is. Afval wordt gedumpt, waar je ook komt, zie je soms in het struikgewas een stroom afval bergafwaarts liggen. Afgrijselijk. Bukittingi zelf is vrij netjes in vergelijking met Medan, maar die laatste is dan ook de derdegrootste stad van het land. De oudere generaties verpakten eten in bladeren en dan gooiden ze dat weg over hun schouder. Iedereen doet het nog steeds, alleen is de verpakking van plastiek...echt alles.

Een familie buffels kijkt ons aan, we lopen tussen lage begroeing tussen de steile wanden van de kloof. We steken de rivier over, ik ben er vies van. Ik neem me voor mijn handen voor de lunch goed te wassen met Dettoldoekjes en mijn sandalen straks ook. We klimmen een heuveltje op, waar we even uitrusten. Mijn gids begint mijn rechterhand te kneden, gaat over naar mijn arm. Ik zeg dat het niet hoeft hoor, maar hij gaat vastberaden verder met de linkerkant en pakt dan mijn schouders en rug aan. Ik word ongemakkelijk, ik zeg wat ruwer dan voordien dat het welletjes is geweest. Ik wil verder gaan.

Na 2.5u stappen arriveren we in Koto Padang, een agrarisch dorpje aan de andere kant van de kloof, bekend om zilversmeedwerk. Hier is de tijd blijven stilstaan, het dorp bestaat uit een dertighalen huizen, sommige nog met gevlochten muren, andere met het typische houtwerk van deze streek. Bloemen in het hout gekerfd en vrolijk gekleurd. Sommige huizen hebben ook de zadeldaken zoals bij de Batak, maar de Minangkabau kiezen voor een meer sierlijke vorm van afwerking.

We lopen langs rijstvelden, waar honden, buffels, vogels en eenden rondhangen. In de verte zie ik een boer met zo'n typisch bamboehoedje eindigend op een punt. Ik volg Rio over een padje tussen de natte velden om vleermuizen te spotten. Ze hangen met trossen aan een boom, soms vliegen er enkele op. Deze zijn groot en prachtig om te zien vliegen. Na een heerlijke gado gado met thee limoen, wat ze trouwens alleen in het noorden kennen, lopen we langs een kortere route terug naar Bukittinggi.

Rio besluit me nog wat van de kloof richting het meer te laten zien, ik stap achterop zijn motorfiets. Zonder helm in shorts en korte mouwen, ik kan mezelf wel vervloeken zoiets idioot te doen, stel dat we vallen. Maar Rio rijdt rustig, zijn stalen ros is al wat aan de versleten kant. Hij rijdt een veldwegeltje in en we stoppen midden het groen aan een waterloopje. Ik zet me op het bruggetje. En dan gebeurt het he, hij probeert me te kussen. Ik denk dat alle aapjes zijn gaan lopen van mijn reactie. Nu maak ik hem brutaal duidelijk dat ik hier niet ben voor een boyfriend. Hij reageert ontdaan, of hij niet aantrekkelijk genoeg is, en ik heb toch geen vriendje. We praten het uit en ik hoop dat hij stopt met de plakvlieg uit te hangen. Ik kan er sowieso niet tegen, laat staan van een wildvreemde.

's Avond spreken we af om de zonsondergang vanop het panorama te bekijken. De vleermuizen verspreiden zich dan om de hele nacht fruit te eten in de bossen rondom de vallei. Het is de eerste keer dat ik de vulkaan Merapi zie, de lucht is erg vochtig, aangezien het regenseizoen zich aankondigt. Ik geniet van het licht, de krekkels beginnen aan hun concert en de vleermuizen kleuren de avondlucht met zwarte vlekken.Op de achtergrond de gebeden vanuit de moskees.

We spreken de volgende morgen af om naar het meer van Maninjau te gaan. Anderhalf uur met de brommer, ik betaal benzine en eten. We zouden in Maninjau overnachten. Maar vanochtend bedenk ik mij, die oude brommer, geen helm, met hem ergens overnachten en dan moet ik nog geld geven voor drank. Ik pas mijn verdwijntruc nog eens toe op het moment dat hij om drank rijdt.  Ik neem de opelet naar de bus terminal. Goodbye. Ik zou geen betere beslissing kunnen nemen, soms heb ik te veel geduld met mensen...

Aan de busstop in het dorp sta ik ruim een half uur te wachten. Jonge mannen komen gewoon naast me staan en bekijken me dan expliciet van kop tot teen en terug. Ze vragen waar ik heen ga, hoe ik heet, waar mijn man is...enkelingen gedragen zich als kinderen en ik word wat krikkel van hun blikken. Ik antwoord zoals ik thuis zou doen. Een iets oudere man besluit me naar de grote busterminal te brengen, ik vermoed dat hij mijn humeur in mineur ziet gaan, want mijn geduld is op. We springen samen in een bus, ik hoef niet te betalen, zijn vriend zit achter het stuur. Hij leidt me naar de juiste bus en ik wil hem geld toestoppen, maar hij weigert. Oef, toch nog een normale man in deze klotestad.

Op de bus vraag ik wanneer we vertrekken. Ten vroegste om 13u, dat is dus binnen 2u, na het middaggebed. En als de bus niet vol zit, kan het langer duren. Ik zucht, ik wik en weeg. Uiteindelijk besluit ik om niet naar het meer te gaan. Ik wil maandag naar Yogyakarta vliegen en ik wil nog enkele pronkstukken van de Minangkabau bekijken en met de trein langs een ander meer snorren.

Ik ben trouwens toch helemaal opgefokt en krikkel van de handtastelijke gids en die vervelende mannetjes aan de bus. Ik ga mezelf trakteren op een heerlijke fruitsap van Sirsak, een nieuwe fruitsoort dat ik gisteren ontdekt heb. Ik denk bij mezelf dat het niet alle dagen van een leie dakje kan lopen. Morgen is weer een nieuwe dag. Vanmorgen ben ik een collega backpackster tegengekomen en misschien kunnen we wel samen iets eten vanavond.

Geen opmerkingen: